Een aantal weken geleden zat ik zaterdagmiddag met een scheef oog te kijken naar de film Moneyball.
De film gaat over Billy Beane, die algemeen directeur is van het arme maar toch succesvolle honkbalteam Oakland Athletics (“A’s”). Hij is teleurgesteld vanwege de nederlaag tegen de New York Yankees aan het einde van het seizoen 2001 in de play-offs en verliest daarop drie belangrijke spelers. Tijdens een bezoek aan de Cleveland Indians ontmoet hij toevallig Peter Brand, een jonge econoom die radicale, vooral op statistiek gebaseerde ideeën heeft over hoe spelers te evalueren. Beane neemt Brand aan en ze gaan, de weerstand van coach Art Howe en de scouts negerend, op zoek naar ondergewaardeerde spelers. Met behulp van hun eigen nieuwe statistische benadering van het honkbal weten ze de A’s twintig wedstrijden op rij te laten winnen. Aan het eind van deze film is er een dialoog van de eigenaar van de Red Sox te Boston. Hij geeft aan dat Billy Beane iets heeft gepresteerd wat in de ogen van heel minnend honkbal in America voor onmogelijk werd beschouwd. Oakland Athletics wonnen meer wedstrijden zonder hun verkochte topspelers en met een heel laag budget, dan wanneer ze hun topspelers gehouden hadden. Ze hadden net zoveel overwinningen als de Yankees, alleen koste elke overwinning de Yankees 1,4 miljoen dollar, terwijl het Oakland Athletics het maar $ 260.000 koste.
Bille Beane moest veel incasseren als pionier in het conservatieve honkbal in America en het koste hem veel kleerscheuren. De reden was dat het de managers van topspelers veel geld ging kosten, en het totaal niet paste in de denkwijze van het toen huidige honkbal. Het zou mensen hun baan, inkomen en manier van werken kosten. Wanneer zoiets gebeurt bij de overheid, bedrijfsleven of sportwereld, houden mensen met macht heel graag hun hand op de knop en ze snappen niet wat er gebeurt om hun heen. Zie hier de metafoor naar de mestproblematiek, stikstofcrisis, de inpolder problematiek in veengebieden, etc.
Op een of andere manier heeft de politiek en ook de landbouw niet het lef om nu deze problematieken voor een eens en voor altijd nu op te lossen. We praten erover en beloven veel, fantaseren er vol op los, waarbij wordt aangegeven dat we streven naar een oplossing in 2030. Daarbij verklaren we andersdenkenden en/of pioniers voor gek, zonder er eens rustig mee te praten en te luisteren.
De historicus Maarten van Rossem verwoorde het bij een lezing op donderdagavond 6 maart 2025 mooi op het hoofdkantoor van Wetterskip Fryslân. We hebben weer een technocratische regering á la Drees nodig om problemen nu op te lossen. Het uitstellen van de afgelopen 25 jaar heeft veel te lang geduurd en verergerde het probleem, maar lost het zeker nog lang niet op. Zie hiervoor ook in de AgroActualiteiten van deze maand. De regels worden steeds ingewikkelder en spreken elkaar soms volledig tegen. Het aantal bezwaren bij RVO loopt hopeloos op en men is medio maart nog niets eens op de helft van de afhandeling van alle bezwaren over de Gecombineerde Opgave van 2023! Dan zwijg ik nog over de bedrijven met een Pas-melding etc.
We moeten uit onze impasse en lef tonen om het probleem op te lossen. Aan het eind van de film Moneyball komt het verhaal van Jeremy Brown naar voren. Jeremy was een honkballer die nooit verder kwam dan het eerste honk. Zijn gezette lichaam zorgde ervoor dat hij niet echt snel was, dus bleef hij na elke slag hangen op het eerste honk. Maar er was een wedstrijd, waarbij hij de bal goed raakte en het lef toonde om verder te gaan dan het eerste honk. Alleen kwam zijn nachtmerrie enkele meters na het eerste honk uit. Hij struikelde, viel en kroop snel op handen en voeten terug naar het eerste honk. Het stadion begon te lachen en Jeremy dacht dat ze hem uitlachten. Maar toen kwam een tegenstander naar hem toe en wees hem op het feit dat hij een homerun had geslagen en rustig zijn honken vrij kon aflopen. De tegenstanders applaudisseerden, wisten ook wel dat hij moeite had met zijn complex van het eerste honk, maar toonden respect voor zijn prestaties. Een mooie romantische metafoor.
Herman Hofstee